

Zoeken
Welkom op onze uitgebreide pagina over geveltuinen. Je vindt hier antwoorden op de volgende vragen:
Veel inspiratie gewenst!
Waarom zou je een geveltuin aanleggen?
Daar zijn veel goede redenen voor.
Bij thuiskomst verwelkomen tjilpende vogels en geurende bloemen je. Groen brengt rust en opgewektheid. Onderzoek toonde aan dat uitkijken op een groene omgeving goed is voor je humeur en gezondheid.
Marlinde Koopmans – particulier en drijvende kracht achter ‘Klimop je Gevel’: ‘Wij hebben een oerlelijke gevel. Met onze geveltuin geeft hij me nu een goed gevoel. Er staat een clematis en een kamperfoelie. In het voorjaar pronken de krokusjes.’
Geveltuinen geven kleur aan de stad. Zeker in straten zonder bomen, zorgen ze voor een fleuriger beeld. Ze maken de seizoenen ook voelbaar. Krijg jij zelf ook geen blij gevoel als je de eerste krokussen en narcisjes ziet verschijnen?
Herwig Verdonck – tuinarchitect, drijvende kracht achter een straatactie: ‘Wat ik zo fantastisch vind, is dat die geveltuinen dieren als vlinders, bijen, mussen en meesjes lokken. Dat brengt leven en natuur in de stad.’
Gevelplanten beschermen je huis tegen weer en wind. In de winter zorgen bladhoudende klimplanten ervoor dat de muur niet te sterk afkoelt. In de zomer houdt de geveltuin de muur koel.
Hoe zit dat nu met vochtige muren?
Vaak is slagregen daar de oorzaak van. Dan kan een geveltuin helpen, omdat het bladerdek verhindert dat de regen rechtstreeks tegen de gevel slaat. Zo zijn met klimop begroeide muren altijd droger dan niet-begroeide muren.
Als de muur last heeft van opstijgend vocht, dan leg je beter geen geveltuin aan. De geveltuin verhindert dat het muurvocht verdampt en maakt het probleem dus groter.
Hoe zit dat nu met het groeien van de wortels?
Tegen stevige muren kunnen gevelplanten geen kwaad. De hechtworteltjes zullen niet in de muur dringen. Maar bij een oude muur met scheuren en barsten, zet je beter geen hechtende klimplant. De wortels of stengels kunnen in de barstjes binnendringen en de muur verder beschadigen. Je kunt wel een andere plant kiezen die tegen een goede klimhulp groeit.
Doordat er steeds meer tegels in de stad zijn en de buien steeds zwaarder worden kan het riool het water niet aan waardoor wateroverlast op straat en in kelders ontstaat, maar ook het ongezuiverde rioolwater overstroomt in vijvers en vaarten. Door minder verharding help je dat een beetje te voorkomen, wat ook ten goede komt aan het grondwater ons toekomstige drinkwater.
Geveltuintjes brengen mensen aan het babbelen. Als je ze samen met je buren aanlegt, zorg je voor nog meer gezelligheid. Neem contact op met Laurens Stiekema van de Gemeente als je hulp wil.
Emmy vd B. – bewoonster: ‘Zo’n geveltuinplantactie zet iets in gang. Het is een eerste stap naar meer groen. Mensen hebben een goede reden om eens meer buiten te komen, om plantjes water te geven of een beetje onkruid te wieden. Ondertussen doen ze een babbeltje met de buren.’
Wanneer kun je een geveltuin (laten) aanleggen?
Voor een geveltuintje heb je plaats nodig en eventueel toestemming van de eigenaar als je huurt.
Op het trottoir moet er wel voldoende obstakelvrije doorgang blijven voor mensen met een rolstoel of kinderwagen en andere voetgangers.
Tip: is je trottoir te smal voor een geveltuin? Zet dan bloembakken op de vensterbank. Die geven ook veel kleur en plezier. Denk ook eens aan het adopteren van een boomspiegel!
Welke planten kies je voor je geveltuin?
Kies een klimplant om de gevel te laten begroeien. Voor een nog mooier uitzicht vul je de rest van het tuintje op met bollen, bodembedekkers en lage planten.
Hier krijg je
Interessante klimplanten
Houd bij de keuze van de planten rekening met het volgende:
Tips voor een bijzondere geveltuin
Tip 1: Laat je tuin het hele jaar bloeien: Plant bolletjes van krokus of narcis of zet kerstroos in je tuintje voor een vroege lenteknipoog. Plant vrouwenmantel, hemelsleutel of herfstanemoon om tot laat in de herfst bloei te hebben. Of zet een winterjasmijn voor zijn fel gele bloempjes in de winter.
Marlinde: ‘Ik zaaide al eens bijenvriendelijke bloemen en zonnebloemen. Van zonnebloemen kun je de pitjes oogsten. Mijn Turkse overburen kwamen er spontaan op af. Als zaailingen uitgebloeid zijn, zorg je er het best voor dat er een vaste plant de leegte vult. Ik zoek nog een beetje uit welke combinaties het hele jaar door voor zowel hoge als lage beplanting zorgen.’
Tip 2: Plant een eetbare geveltuin: Kiwi, druif, braam, … geven veel lekkers. En aan de voet van de klimplanten kun je kiezen voor salie, munt, tijm, … Bessenstruiken trekken veel vogels aan. Deel wat van je oogst met hen.
Mehmet Cola : ‘Vrienden brachten twaalf jaar geleden een stekje van een druif mee uit Turkije. In het begin gaven we het plantje elke dag water en het groeide goed tegen onze zonnige gevel. We snoeien hem elk jaar een beetje bij. We dragen er goed zorg voor, want hij geeft lekkere zwarte druiven en met de blaadjes maken we ‘sarma’. Dat is een typisch Turks gerecht waarbij we gehakt en rijst of durumtarwe in de blaadjes rollen. Heel lekker! Dat is waarom veel van onze Turkse vrienden hier een druif hebben.’
Marlinde: ‘Ik zou ook graag wat eetbare planten en kruiden zetten. Die moeten dan wel wat hoger groeien, zodat katten en honden er niet aan kunnen. Misschien plaats ik wel een plantenbak met kruiden op de vensterbank.’
Tip 3: Maak je geveltuin aantrekkelijk voor vlinders, wilde bijen, vogels en tal van andere diertjes. Zij houden van planten met veel nectar, zoals klimop en kamperfoelie, salie, marjolein, hemelsleutel, munt, …
Herwig: ‘Ik zit twintig jaar in het vak en experimenteer nog altijd in mijn geveltuin. Zo geef ik bijvoorbeeld wilde planten als kaasjeskruid een kans. Bezemkruiskruid bloeit heel lang. Wilde leeuwenbekjes doen het niet zo goed in geveltuinen, wellicht door wortelconcurrentie. Tijm, rozemarijn en salie groeien goed in grind op een zonnige plek.’
Tip 4: Je wilt natuurlijk niet dat een hond of kat zijn boodschap achterlaat in je tuintje. Plant het daarom vol, bijvoorbeeld met bodembedekkers. Zo is er geen plaats meer om de grond om te woelen. Katten houden ook niet van de geur van vuurwerkplant of van citroenverbena.
Pasklare plantencombinaties voor verschillende gevels
tip: Leg je een geveltuin aan, reken dan op 1 lage plant per weggehaalde stoeptegel.
Klimplant : klimhortensia (Hydrangea petiolaris) → Deze plant heeft geen klimhulp nodig. Omdat er voldoende ruimte is, kun je hem zijn gang laten gaan. Knip alleen bij langs de ramen. De klimhortensia geeft bloemschermen die ook in de winter nog een mooi accent geven aan je gevel.
Lage beplanting: vrouwenmantel (Alchemilla), kruipend zenegroen (Ajuga) en sneeuwklokjes (Galanthus).
Klimplant: blauwe regen → Deze plant windt zich naar boven langs een gespannen kabel. Laat hem niet langs de regenpijp klimmen.
Lage beplanting: nieskruid of wilde kerstroos (Helleborus), longkruid (Pulmonaria), maagdenpalm (Vinca).
Klimplanten : een niet te krachtige witte klimroos en een roomwitte herfstbloeiende bosrank (Clematis) die je allebei aan een hekwerk van verzinkte draad bindt.
Lage beplanting: karpatenklokjes (Campanula), herfstasters (bijvoorbeeld van de groep Aster dumosus), steenanjers (Dianthus deltoides).
Klimplant : druif ‘Vroege Van der Laan’ → Deze druif bind je op aan een klimhulp van gespannen kabels/ ijzerdraad.
Lage beplanting: salie, marjolein, tijm.
Klimplanten: Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius) en een doornloze braam. Bind ze aan een hekwerkje van houten latjes om voorbijgangers niet te hinderen.
Lage beplanting: lievevrouwbedstro (Galium odoratum) en maarts viooltje (Viola odorata).
Hoe help je je geveltuin klimmen?
Sommige planten zetten zich vast op de muur. Andere hebben een klimhulp nodig. Besteed voldoende aandacht aan de klimhulp, want het succes van je tuintje hangt ervan af. Veel voorkomende fouten zijn: een traliewerk met te grote openingen, een klimhulp die te hoog hangt, te dikke houten latten en slecht materiaal.
Hieronder krijg je een paar aanwijzingen over wat klimplanten nodig hebben en welke materialen je kunt gebruiken.
Soorten planten en hun klimhulp
Zelfhechters zijn planten die zich met zuignapjes aan het oppervlak vasthechten. Voorbeelden zijn klimop, wilde wingerd, klimhortensia of Amerikaanse trompetbloem. Ze hebben in principe geen klimhulp nodig. Toch kunnen ze bij de start wat hulp gebruiken.
Zelfhechtende soorten klimmen het best op een stevig, ruw oppervlak. Ze beschadigen de muur niet. Als je ze van de muur haalt, laten ze wel voetsporen na. Tegen muren met scheuren en barstjes zet je beter geen zelfhechtende klimplanten, maar soorten die klimmen langs een klimhulp.
Herwig: ‘Nog een tip voor wie een geverfde gevel heeft: plant geen trompetbloem, want de hechtworteltjes hebben de neiging onder barstende verflagen te kruipen.’
Winders hebben stengels die zich rond iets winden. Kamperfoelie en blauwe regen zijn winders. Ze groeien niet op de muur zelf, maar hebben een klimhulp nodig. Zet windende planten nooit in de buurt van regenpijpen. Ze kunnen de regenpijp stuk ‘wurgen’ en zelfs uit de muur trekken.
Winders slingeren zich rond verticale hulpstukken. Die zijn liefst niet meer dan 5 cm dik.
Rankers zijn planten die tak- of bladranken maken waarmee ze zich omhoogtrekken. Druif (wijnrank) en bosrank zijn rankers. Ze hebben een klimhulp nodig. Dat kan een gaaswerk zijn of leidraden van ijzerdraad.
Steunklimmers zijn planten die uit zichzelf niet zouden klimmen, maar die door de mens tot leiplant werden omgetoverd, zoals winterjasmijn en klimrozen. Voor steunklimmers kun je dezelfde klimhulpen gebruiken als voor rankers.
Materialen waaruit de klimhulp bestaat
De levensduur van een klimhulp moet overeenstemmen met die van de klimplant. RVS/Roestvrij staal en aluminium hebben een lange levensduur en vragen weinig onderhoud. Sommige houtsoorten gaan niet lang mee, andere blijven als kastanje en larikshout blijven tientallen jaar goed.
De gebruikte klimhulp moet ook aangepast zijn aan de dikte en het gewicht van de volgroeide klimplant. De klimhulp moet stevig genoeg zijn en voldoende ver van de muur hangen.
Staal verhit in de zon waardoor de plant verbrandt of weigert te klimmen. Gebruik daarom geplastificeerde stalen kabels. Inox, aluminium en hout warmen niet zo sterk op.
De bevestigingshaken en draadspanners zijn bij voorkeur uit roestvrij materiaal vervaardigd. Anders komt op termijn de klimhulp mét de klimplant naar beneden.
Het is behoorlijk gênant om in de winkel niet uitgelegd te krijgen wat je wilt. Hier dus een mondje klimhulpjargon. Je kunt voor een ijzeren tralierooster/betonmat of trellis/ lattenwerk kiezen.
Bikkelharde muurspijkers met een haakje heten voloduimen. Deze zijn heel prettig in het gebruik om iets, ook zware zaken, aan de gevel te bevestigen.
Werk je met kabels/ijzerdraad dan heb je deze onderdelen nodig:
Hoe leg je een geveltuin aan?
Hiervoor las je al onder welke voorwaarden je een geveltuin kunt aanleggen. Is je trottoir voldoende breed, dan kun je je geveltuin ontwerpen. Je kiest planten en een klimhulp. Dan komt de eigenlijke aanleg. Die pak je zo aan:
Stap 1: Aanvraag
Vraag je geveltuin aan via de website van de gemeente.
Stap 2: klimhulp monteren
Boor gaatjes en bevestig je klimhulp met pluggen en vijzen aan de muur. De klimhulp krijgt heel wat gewicht te dragen. Zorg er dus voor dat hij goed vast zit. Laat minstens 4 cm ruimte tussen de klimhulp en de muur. Breng hem laag genoeg aan, zodat je straks de klimplant kan aanbinden.
Stap 3: planten
Vul de overblijvende ruimte met bodembedekkers. Bind de planten aan de klimhulp. Geef ze goed water. Doe dat de eerste dagen regelmatig.
Stap 4: genieten
Geniet van je tuintje, want daar is het uiteindelijk om te doen!
Motiveer je buren om ook een geveltuin aan te leggen.
Maak er een gezellige straatactie van en verander je wijk in de groenste wijk van Groningen!
Tip: Verzamel vijftien buren en wij bieden je een infoavond aan.
Emmy: ‘Toen wij met de plantactie begonnen, vertelden veel mensen dat ze al zin hadden om een geveltuin aan te leggen, maar dat ze er alleen nog niet toe gekomen waren. Onze actie op straatniveau maakte het hen veel makkelijker. Het gaf veel voldoening om er op het einde van de dag ineens zoveel geveltuinen bij te hebben.’
Hoe onderhoud je je geveltuin
Elke dag (2 minuten): kijken en eventueel water geven
Elke maand in het groeiseizoen (15 minuten): bijknippen en opbinden. Pas op dat het draad de plant niet gaat afknellen als de stengel dikker wordt!!
Eenmaal per jaar: snoeien, bemesten en klimhulp nakijken
Snoei de klimplanten weg van dakgoten, verlichting en verkeersborden. Haal verdorde plantendelen weg. Laat planten niet over het trottoir hangen. Houd de doorgang vrij.
Gebruik geen bestrijdingsmiddelen! Die zijn giftig voor planten en dieren. Ze vervuilen ook de bodem en het grondwater. Zorg liever dat de grond goed bedekt blijft, bijvoorbeeld met bodembedekkende planten of afgevallen bladeren. Zo krijgt onkruid minder kans om te groeien. De kruidjes die toch verschijnen, kun je gemakkelijk wieden