Wind op Zee als Hollands Glorie
16 januari 2014
Wind op Zee als Hollands Glorie
Energierevolutie
Alleen met wind op zee kan Nederland in 2020 14% van zijn energie duurzaam opwekken.
Met forse investeringen in windmolens op zee bouwen we in Nederland een nieuwe economische sector op waar Nederland veel aan heeft: banen, exportkennis en op de lange termijn een goede prijs voor duurzame energie waarmee het klimaat is geholpen. Dat is het antwoord op de vraag die Volkskrant-columnist Martin Sommer zich stelt in de krant van afgelopen zaterdag: gaan de windmolens uit het Energieakkoord wel doen wat ze moeten doen? Ja dus, zeggen bedrijven, overheid, vakbonden en natuur- en milieuorganisaties die afgelopen zomer hun handtekening onder het SER Energieakkoord hebben gezet.
Het kost wat, het is ambitieus, maar het kan, zo hebben bedrijven uit de Nederlandse offshoresector uitgerekend. Dan moeten de bedrijven wel de zekerheid hebben dat langetermijninvesteringen niet de nek worden omgedraaid door zwabberend beleid en dat de pijplijn met projecten gevuld blijft. Hun uitkomst is inmiddels bevestigd door het onafhankelijke Planbureau voor de Leefomgeving dat de overheid adviseert. Ongeveer 18 miljard euro is de komende tien jaar nodig om een sector op te bouwen waar Nederland wat aan heeft. Dat geld wordt vooral gebruikt om zekerheid te bieden aan de sector, waardoor grote voorinvesteringen kunnen worden gedaan en innovaties op gang gebracht. Uiteindelijk kan de bouw van windmolenparken op zee hiermee tot wel 40% goedkoper worden, en op termijn zonder subsidie. En kunnen we onze achterstand op onze buurlanden België, Denemarken en Engeland wat inlopen.
Ook grote bedrijven durven en kunnen pas investeren als ze een zekerheid voor de lange termijn hebben. Een bedrijf als Van Oord heeft al een enorm schip dat in staat is om complete kant-en-klare windmolens te transporteren zodat de molens niet meer op zee in elkaar hoeven te worden gezet. Voor één windmolenpark is nog zo’n schip niet rendabel, voor tien parken drukt het de kosten aanzienlijk.
De innovatie voor wind op zee staat nog maar aan het begin en gelukkig zien bedrijven hier brood in. Zo werken Siemens en Vestas aan grotere windturbines waardoor minder molens nodig zijn, en aan nieuwe molens die energie opslaan om levering aan het net te reguleren. VSMC in Papendrecht is nu al internationaal marktleider in aanleg van kabels op zee, Tata Steel ziet een nieuwe groeimarkt als toeleverancier van staal voor de windmolenindustrie. Het gaat om een veelheid aan innovaties op het gebied van materiaal, transport, logistiek, financiering en techniek. Een kostenreductie van 40% is ambitieus, maar niet onmogelijk, zeggen ingewijde experts.
Nederland is als EU-lidstaat verplicht in 2020 14% van haar energie duurzaam op te wekken. Daartoe moet het aandeel duurzaam opgewekte elektriciteit groeien van 10% nu naar 35% in 2020. Dat kunnen we alleen realiseren met het grootschalig inzetten op windenergie, voor een fors deel op zee omdat we op land te weinig ruimte hebben. Het alternatief is dat we enorm veel (gesubsidieerde) onduurzame biomassa gaan bijstoken in kolencentrales, zonder extra werkgelegenheid. Dat is pas echt subsidie opstoken!
Nut en noodzaak van windmolens zijn onomstreden, of we ze nou mooi vinden of niet.
Wind op zee is serieuze business die ons onafhankelijker maakt van de olieproducerende landen en zorgt voor voorzieningszekerheid en stabiele prijzen.
Onze boodschap: fors investeren in windenergie op zee is nog duur, maar het betaalt zichzelf uiteindelijk terug. En we houden er een nieuwe economische sector en een prachtig exportproduct aan over: wind op zee als onze nieuwe Hollands Glorie.
Tjerk Wagenaar, directeur Natuur & Milieu
Joris Thijssen, programmadirecteur Greenpeace Nederland
Hans Berkhuizen, directeur Milieudefensie
Siegbert van der Velde, programmadirecteur Energie Natuur en Milieufederaties
ZKH Prins Carlos de Bourbon de Parme, voorzitter Stichting Nederland Krijgt Nieuwe Energie
Teun Bokhoven, voorzitter Duurzame Energie Koepel
Dit artikel verscheen op 15 januari 2014 in de Volkskrant.